schouwspel
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: schouwspel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- schouw·spel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘tafereel’ voor het eerst aangetroffen in 1598 [1]
- samenstelling van schouw en spel [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schouwspel | schouwspelen |
verkleinwoord | schouwspelletje | schouwspelletjes |
Zelfstandig naamwoord
schouwspel o
- een spel dat een publiek van toeschouwers beoogt te boeien
- Het schouwspel werd door een veelkoppig publiek ademloos gadegeslagen.
- ▸ Ze lijkt geen passies te hebben, behalve een voorliefde voor snuisterijen en een hele kennel vol honden, maar ook geen slechte eigenschappen, en wanneer ze koninklijke plechtigheden bijwoont, dwaalt haar blik af naar onzichtbare schouwspelen die alleen zij kan zien. Haar ongrijpbare karakter is als een blanco vel papier waarop je elk verhaal zou kunnen schrijven, en ieder meisje dat ervan droomt om prinses te worden, kan zich zonder problemen voorstellen dat ze in de beroemde kleine muiltjes van prinses Elfilda staat.[3]
Vertalingen
1. een spel dat een publiek van toeschouwers beoogt te boeien
Gangbaarheid
- Het woord schouwspel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "schouwspel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "schouwspel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schouwspel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Danielle Teller (vert. Marja Borg)“Er was eens iets anders” (2018), , ISBN 9789026346477
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be