netspel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- net·spel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van net zn en spel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | netspel | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
netspel o
- (sport) het spelen bij het net tijdens een tennispartij
- Bertens weet, ondanks het gemis van het glijden, veel ballen terug te krijgen. En met haar slice, dropshots en netspel kan ze nu schaken op gras. [1]
- Clijsters wil nieuwe accenten in haar tennis leggen. 'Ik heb extra gewerkt aan mijn netspel. Vroeger was ik wat bang van het net. Ik teerde op mijn basisslagen, maar tegen Justine Henin en Mauresmo leerde ik dat je belangrijke punten kunt maken aan het net.' [2]
Gangbaarheid
- Het woord netspel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "netspel" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Tubantia 28 jun. 2019 Bertens hard onderuit in halve finale tegen Pliskova
- ↑ De Standaard 08/08/2009 door loa Clijsters speelt opener tegen Marion Bartoli
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be