game
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- game
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘deel van een set in tennispartij’ voor het eerst aangetroffen in 1903 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | game | games |
verkleinwoord | gamepje | gamepjes |
Zelfstandig naamwoord
game m
- (sport) een onderdeel van een wedstrijd
- Diegene die de meeste games wint, is doorgaans de winnaar van de wedstrijd.
- een videospel
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
2. een videospel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gamen |
game
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gamen
- Ik game.
- gebiedende wijs van gamen
- Game!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gamen
- Game je?
- aanvoegende wijs van gamen
Gangbaarheid
- Het woord game staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'game' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Engels
Uitspraak
Naar frequentie | 487 |
---|
enkelvoud | meervoud |
---|---|
game | games |
Zelfstandig naamwoord
[A] game
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
enkelvoud | meervoud |
---|---|
game | - |
Zelfstandig naamwoord
[B] game
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 94 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Dubbele betekenis in het Engels