eindspel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eind·spel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eindspel eindspellen
eindspelen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

eindspel o [1]

  1. laatste deel van een spel m.n. bij dammen, schaken
    • Dat ze een eindspel van toren en paard tegen toren moest winnen om in de race te blijven en dat ook deed, was nog niet eens het meest schokkende. Zo gaat dat in een systeem dat na twee klassieke partijen zorgt voor rapidpartijen, verkorte rapidpartijen, blitzpartijen en ten slotte soms de guillotine die bekendstaat als het Armageddonvluggertje. Eind goed al goed voor de familie Giri en voor Nederland, voorlopig dan.[2] 
  2. (figuurlijk) het laatste deel van een reeks gebeurtenissen
    • Het was laatste grote slag van de Tweede Wereldoorlog, het moment waarop geallieerde troepen begonnen aan het eindspel op het continent. D-day was het moment suprême voor Winston Churchill. Maar het scheelde niet veel of de geheime plannen om in Normandië aan wal te komen waren uitgelekt. Het lek: een Spaanse vrouw met heimwee. Dat is gebleken uit documenten die door de Britse geheime dienst MI5 zijn vrijgegeven.[3]  

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Hans Ree 17 februari 2017
  3. Volkskrant Patrick Van Ijzendoorn 28 september 2016