pianospel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

onderwijs op een kweekschool onder begeleiding van pianospel
Uitspraak
Woordafbreking
  • pi·a·no·spel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pianospel pianospelen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het pianospelo

  1. het spelen op de piano en de muziek die daardoor ontstaat
    • Tussen zijn strakke oefenschema door heeft Ramon van Engelenhoven tijd gemaakt voor een fotoshoot in een Amsterdamse salon in Oud-Zuid. Zelf geregeld, want zo perfectionistisch als hij is in zijn pianospel, zo is hij ook in de voorbereidingen van het interview.[2] 
    • En dan is er een derde kompaan, die allesbepalend is geweest voor Amsterdam-Paris. En dat is pianist-arrangeur Nico van der Linden. Niet alleen zijn verfijnde pianospel speelt een belangrijke rol; zijn arrangementen spelen zelfs een hoofdrol.[3] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 06 mrt. 2017
  3. de Telegraaf BERTJAN TER BRAAK 20 sep. 2016
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be