regenen
Uiterlijk
- re·ge·nen
| stamtijd | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
| regenen |
regende |
geregend |
| zwak -d | volledig | |
regenen
- onpersoonlijk (meteorologie) het vallen van neerslag in de vorm van waterdruppels
- ergatief (figuurlijk) in grote aantallen neerkomen, in grote hoeveelheden gegeven of uitgedeeld worden
- De vuistslagen regenden op zijn lichaam.
- Het regent complimentjes.
| Werkwoorden voor weersgesteldheden in het Nederlands | |||||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
betrekken
• bliksemen
• dauwen
• donderen
• dooien
• gieten
• hagelen
• ijzelen
• miezeren
• misten
• motregenen
• nevelen | |||||||||||
- Het regent dat het giet.
Het regent hard
- Het regent pijpenstelen.
Het regent hard ("in rechte stralen")
|
|
1. het vallen van neerslag in de vorm van waterdruppels
- Het woord regenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "regenen" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ regenen op website: Etymologiebank.nl
- 1 2 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers

- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Onpersoonlijk werkwoord in het Nederlands
- Meteorologie in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %