regenjack

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

In regenjacks en regenjassen gehulde wandelaars.
Uitspraak
Woordafbreking
  • re·gen·jack
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord regenjack regenjacks
verkleinwoord regenjackje regenjackjes

Zelfstandig naamwoord

het regenjacko

  1. (kleding) een korte, sportieve en waterdichte overjas
    • „Jeugdspelers moesten bij slecht weer een regenjack dragen over hun trainingspak”, vertelt De Regt, trainer van Heitinga bij de C- en B-junioren van Ajax. „Wanneer ploeggenoten die vergaten, zorgde John ervoor dat iedereen zonder regenjack naar buiten kwam. Dan viel het niet op. Als ik dan vroeg of ze de juiste kleding aan hadden, zei John: ‘Zo hard regent het niet hoor, trainer.’ Ook al goot het, hij was altijd loyaal naar vergeetachtige ploeggenoten. Typisch Johnny.”[1] 
Verwante begrippen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Fabian van der Poll 3 februari 2016
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be