gieten

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  gieten    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• gie·ten

Woordherkomst en -opbouw

• erfwoord, te herleiden tot Indo-Europees *ǵheud-. In de betekenis van ‘schenken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220.

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
gieten	goot	gegoten
klasse 2	volledig

Werkwoord

gieten

1. overgankelijk een vloeistof vallend laten vloeien

   • Brons werd in een vorm gegoten om een standbeeld van hem te maken. 

   ▸ Eindelijk nam ze een klein aarden kruikje, goot de drank erin, deed er een kurk op en zei: 'Ieder uur tien druppels, drie dagen lang en je paard is weer gezond.'

   ▸ Deze Terminus bestond uit een paar dikke palen die ik uitgeput omhelsde. Het voelde wel een beetje raar en leeg. Toch was ik ook opgelucht dat het voorbij was en trok een mini-whiskeyflesje open. Voordat ik dit in één teug naar binnen goot, sloeg ik een kruis en wees in de lucht naar een denkbeeldige maan.

2. onpersoonlijk, (meteorologie) hevig regenen

   • Het goot en hij werd kleddernat. 

3. overgankelijk, (materiaalkunde), (industrie) een stof terwijl deze nog in vloeibare toestand is in een bepaalde gewenste vorm laten stromen, bijv. in de metallurgie

   • Het metaal wordt gegoten. 

Hyponiemen

   

aangieten afgieten begieten bijeengieten bijgieten hergieten ingieten klokkengieten leeggieten lettergieten nedergieten ondergieten opgieten overgieten samengieten spuitgieten uitgieten vastgieten vergieten volgieten weggieten

Afgeleide begrippen

   

gietasfalt gietbeton gietbouw gieteling gieter gieterij gietgat gietgleuf giethoofd giethoorn gietijzer gietkanaal gietlegering gietlepel gietmachine gietmeester gietrand gietsel gietstaal gietstuk giettafel giettrechter gietvorm gietwerk

Verwante begrippen

[2]

Werkwoorden voor weersgesteldheden in het Nederlands
betrekken • bliksemen • dauwen • donderen • dooien • gieten • hagelen • ijzelen • miezeren • misten • motregenen • nevelen • onweren • opklaren • plenzen • plensregenen • regenen • sneeuwen • stormen • stortregenen • vriezen • waaien • weerlichten

Anagrammen

• geiten

Vertalingen

    1. een vloeistof vallend laten vloeien   

Duits: gießen (de) Engels: pour (en)

Spaans: verter (es)

    2. regenen   

Duits: gießen (de) Engels: pour (en)

Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.

    1.   

Pools: lać (pl)

Gangbaarheid

• Het woord gieten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gieten" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.