regna

Uit WikiWoordenboek

Latijn

Werkwoord

rēgnā

  1. tweede persoon enkelvoud imperativus praesens actief van rēgnāre


Noors

Woordafbreking
  • reg·na

Werkwoord

regna

  1. verleden tijd van regne
  2. voltooid deelwoord van regne (betekenis: regenen)
Schrijfwijzen

Werkwoord

regna

  1. tegenwoordige tijd van rande (betekenis: tellen, rekenen, beschouwen)
Schrijfwijzen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • reg·na
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van het Nynorske werkwoord regne / regna.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud regna
regnd
o enkelvoud regna
regnt
meervoud regna
regnde
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
regna
regnde

Bijvoeglijk naamwoord

regna

  1. geregend
Schrijfwijzen


Werkwoord

regna

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast regne, zie aldaar

Werkwoord

regna

  1. verleden tijd van regna
  2. voltooid deelwoord van regna
Schrijfwijzen

Werkwoord

regna

  1. gebiedende wijs van regna
Schrijfwijzen

Werkwoord

regna

  1. verleden tijd van regne
  2. voltooid deelwoord van regne
Schrijfwijzen

Werkwoord

regna

  1. gebiedende wijs van regne
Schrijfwijzen


Zweeds

Uitspraak
Woordafbreking
  • reg·na
stamtijd
infinitief verleden
tijd
supinum
regna
regnade
regnat
volledig

Werkwoord

regna

  1. regenen