bas

Uit WikiWoordenboek
contrabas [4]

Nederlands

Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Bas
Uitspraak
Woordafbreking
  • bas
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘Bargoens: stuiver, dubbeltje’ voor het eerst aangetroffen in 1860 [1] [2]
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘laagste stem’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1552 [3]
  • [4]
  • [2.5, 2.6] Herkomst: Jiddisj [5]
enkelvoud meervoud
naamwoord bas bassen
verkleinwoord basje basjes

Zelfstandig naamwoord

bas m [6] [7] [8] [9] [10]

  1. zanger met een basstem, baszanger

bas v/m

  1. laagste partij in een muziekstuk
    • Op de piano speelt men met de linkerhand de baspartij 
  2. laagste mannenstem
  3. (muziek) (beroep) een zanger met deze lage mannenstem
    • De corpulente man had een prachtige bas 
  4. (muziekinstrument) het laagstklinkende muziekinstrument uit een familie, bijvoorbeeld contrabas, basgitaar etc.
    • De contrabas wordt staande bespeeld. 
  5. (Jiddisch-Hebreeuws) dochter, meisje
  6. (Jiddisch-Hebreeuws) stuiver
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
bassen

bas

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bassen
    • Ik bas. 
  2. gebiedende wijs van bassen
    • Bas! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bassen
    • Bas je? 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[11]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

bas

  1. (plantkunde) bast; buitenste laag van een boom, meestal het geheel van schors en aangroeilaag
  2. (muziek) bas; een lage mannenstem
  3. (muziekinstrument) bas, basgitaar; een gewoonlijk elektrisch of elektronisch versterkt viersnarig instrument met een lage ligging
  4. (muziek)(beroep) bas; een zanger met deze lage mannenstem [2]
Synoniemen
  1. baskitaar

Meer informatie


Limburgs

Zelfstandig naamwoord

bas

  1. (muziek) bas


Middelengels

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudfranse bas

Bijvoeglijk naamwoord

bas

  1. laag, kort
  2. laag geplaatst
  3. stil
  4. arm
Schrijfwijzen


Frans

Uitspraak
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   bas bas
  vrouwelijk   basse basses

Bijvoeglijk naamwoord

bas

  1. laag
  2. (geologie) laaggelegen


Pools

Zelfstandig naamwoord

bas monbezield

  1. (muziek) bas; een lage mannenstem
  2. (muziekinstrument) bas; het laagstklinkende muziekinstrument uit een familie, bijvoorbeeld contrabas, basgitaar etc.
  3. (muziek) bas; de laagste stem in een meerstemmige compositie
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Meer informatie

Zelfstandig naamwoord

bas m

  1. (muziek)(beroep) bas; een zanger met deze lage mannenstem
Synoniemen


Slowaaks

Uitspraak
Woordafbreking
  • bas

Zelfstandig naamwoord

bas monbezield

  1. (muziek) bas; een lage mannenstem
  2. (muziekinstrument) bas; het laagstklinkende muziekinstrument uit een familie, bijvoorbeeld contrabas, basgitaar etc.
  3. (muziek) bas; de laagste stem in een meerstemmige compositie
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
Verwante begrippen

Meer informatie

Zelfstandig naamwoord

bas mbezield

  1. (muziek)(beroep) bas; een zanger met deze lage mannenstem
Synoniemen


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • bas
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Italiaanse basso

Zelfstandig naamwoord

bas monbezield

  1. (muziek) bas; een lage mannenstem
  2. (muziekinstrument) bas; het laagstklinkende muziekinstrument uit een familie, bijvoorbeeld contrabas, basgitaar etc.
  3. (muziek) bas; de laagste stem in een meerstemmige compositie
Verbuiging
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Paroniemen

Meer informatie

Verwijzingen

Zelfstandig naamwoord

bas mbezield

  1. (muziek)(beroep) bas; een zanger met deze lage mannenstem
Verbuiging



Synoniemen
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

bas

  1. genitief meervoud van basa


Cimbrisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van Middelhoogduits waz

Voornaamwoord

bas

  1. wat