bassist

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bas·sist
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van bas met het achtervoegsel -ist
enkelvoud meervoud
naamwoord bassist bassisten
verkleinwoord bassistje bassistjes

Zelfstandig naamwoord

de bassistm

  1. (muziek), (beroep) iemand die contrabas speelt
  2. (muziek), (beroep) baszanger
Antoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
bassist bassists

Zelfstandig naamwoord

bassist

  1. (muziek), (beroep): bas, (de zanger)
  2. (muziek), (beroep): bassist, (de instrumentalist)
Synoniemen