bastoon

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bas·toon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bastoon bastonen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bastoonm

  1. een lage muziektoon, de laagste noot van een akkoord
     "Ze was in staat ons op fouten in onze eigen stukken te wijzen die we zelf over het hoofd hadden gezien. Op haar verzoek speelde ik een lied van me voor en bij deze bastoon - hij speelt een lage bes - riep ze opeens 'Nee!'.[2]
     Uiteindelijk besloten de makers om alleen bastonen in de film te gebruiken. "Doven kunnen die voelen door een ballon in de hand te houden, horenden kunnen de tonen voelen én horen. Dat is qua kijkbeleving meer of min gelijk", zegt Groenendijk.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Bruno Monsaingeon - Mademoiselle/Nadia Boulanger ****” (4 juni 2008), Het Parool
  3. Bronlink Weblink bron “Deze film 'horen' doven ook dankzij een ballon” (26-08-2017), NOS
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be