sousafoon

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. Een man met een sousafoon.
Uitspraak
Woordafbreking
  • sou·sa·foon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sousafoon sousafoons
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sousafoonm

  1. zeer groot (oorspronkelijk) koperen blaasinstrument
     Hij was net terug van een rondgang met de harmonie Caecilia door het stadje. Toen plotseling boven Ootmarsum een hevige onweersbui losbarstte. Muzikant Marinus Stroot bedacht zich niets, pakte zijn sousafoon en zocht een veilig heenkomen onder een tafel in de feesttent.[2]
     Michael van Praag viert komend jaar zijn 69ste verjaardag. Toch staat hij volgende week vrijdag voor zijn interlanddebuut. De voorzitter van de KNVB speelt met zijn sousafoon mee met de Drum- en Showband Adest Musica uit Sassenheim, die voorafgaande aan de oefeninterland tussen Oranje en Frankrijk het Wilhelmus en de Marseillaise laat horen.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

60 % van de Nederlanders;
44 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. sousafoon op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink Weblink bron “Opkomst en ondergang van schuttersfeest Ootmarsum” (15-02-2011), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “Van Praag mag volkslied meeblazen op sousafoon” (11-01-2017), Tubantia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be