veer
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: veer (hulp, bestand)
- IPA: / ver / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /vɪːr/
- (Limburg): /veːr/
Woordafbreking
- veer
Woordherkomst en -opbouw
- [A] (erfwoord) samentrekking van veder, via Middelnederlands vedere van Oudnederlands fethera, in de betekenis van ‘huidbekleedsel van vogel’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1] [2] [3]
- [B] (erfwoord) via Middelnederlands vere van Oudnederlands fera, als toponiem aangetroffen vanaf 1174 [4] [5] [6]
A | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | veer | veren |
verkleinwoord | veertje | veertjes |
Zelfstandig naamwoord
- (zoötomie) lichaamsbedekking van een vogel
- Vogels in de rui verliezen hun veren.
- (techniek) mechanische tong of spiraal waarop door buiging spanning gezet kan worden
- Het veertje was gebroken en dit bracht het uurwerk tot stilstand.
-
Een witte veer.
-
2. Een veer in de vorm van een spiraal.
Synoniemen
- [1]: pluim
Hyponiemen
1. lichaamsbedekking van een vogel
2. mechanische tong of spiraal waarop door buiging spanning gezet kan worden
Afgeleide begrippen
1. lichaamsbedekking van een vogel
2. mechanische tong of spiraal waarop door buiging spanning gezet kan worden
Vertalingen
1. lichaamsbedekking van een vogel
2. mechanische tong of spiraal waarop door buiging spanning gezet kan worden
Werkwoord
vervoeging van |
---|
veren |
[A] veer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van veren
- Ik veer.
- gebiedende wijs van veren
- Veer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van veren
- Veer je?
B | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | veer | veren |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
[B] veer o
- (scheepvaart) boot of schip toegewijd aan het onderhouden van een regelmatige verbinding over een rivier of een ander water
- Het veer tussen Perkpolder en Kruiningen is uit de vaart genomen.
- (bedrijf) dienstverlening die mensen en hun vervoermiddelen naar de overkant van een rivier of ander water brengt
- (aardrijkskunde) plaats waar men over een rivier of andere watervlakte kan worden overgezet
- Toen de brug vernield was, moest men zich met een veer behelpen
- Hij toog over het veer van de Jabbok (Gen. 32 : 22)
Synoniemen
- [1]: pont
Hyponiemen
1. boot of schip toegewijd aan het onderhouden van een regelmatige verbinding over een rivier of een ander water
Afgeleide begrippen
1. boot of schip toegewijd aan het onderhouden van een regelmatige verbinding over een rivier of een ander water
Vertalingen
1. boot of schip toegewijd aan het onderhouden van een regelmatige verbinding over een rivier of een ander water
Anagrammen
Gangbaarheid
- Het woord veer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "veer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[7] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ veer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "veer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑ veer op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Achterhoeks
Hoofdtelwoord
veer
- vier; het getal tussen de drie en de vijf, in Arabische cijfers 4, in Romeinse cijfers IV
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | veer | vere |
Uitspraak
Woordafbreking
- veer
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Nederlandse veer
Zelfstandig naamwoord
- (zoötomie) veer; lichaamsbedekking van een vogel
- veer; mechaniche tong of spiraal waarop door buiging spanning gezet kan worden
- (scheepvaart) veer; boot of schip toegewijd aan het onderhouden van een regelmatige verbinding over een rivier of een ander water
Anagrammen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Limburgs
Telwoord (lim) | ||||
---|---|---|---|---|
0 | ||||
1 | 11 | 10 | 100 | 103 |
2 | 12 | 20 | 200 | 106 |
3 | 13 | 30 | 300 | 109 |
4 | 14 | 40 | 400 | 1012 |
5 | 15 | 50 | 500 | 1015 |
6 | 16 | 60 | 600 | 1018 |
7 | 17 | 70 | 700 | 1021 |
8 | 18 | 80 | 800 | 1024 |
9 | 19 | 90 | 900 | 1027 |
Uitspraak
- IPA: /veːɐ/ (Etsbergs)
Hoofdtelwoord
veer
hoofdtelwoord | mannelijk | vrouwelijk | onzijdig | onafhankelijk |
---|---|---|---|---|
veer | veer | veertj | veer | |
rangtelwoord | mannelijk | vrouwelijk | onzijdig | meervoud |
veerdje | veerdj | veerdj | veerds |
Afgeleide begrippen
Zelfstandig naamwoord
veer v
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
geheel | gemuteerd | verkleind | gemuteerd verkleind | geheel | gemuteerd | verkleind | gemuteerd verkleind | |
nominatief | veer | - | veerke | - | veer | - | veerkes | - |
genitief | veers | - | veerkes | - | veer | - | veerkes | - |
locatief | veres | - | vereske | - | verese | - | vereskes | - |
datief | vere | - | veerke | - | veer | - | veerkes | - |
accusatief | veer | - | veerke | - | veer | - | veerkes | - |
Persoonlijk voornaamwoord
veer
Nedersaksisch
Hoofdtelwoord
veer
- vier; het getal tussen de drie en de vijf, in Arabische cijfers 4, in Romeinse cijfers IV
Schrijfwijzen
Oost-Fries
Hoofdtelwoord
veer
- vier; het getal tussen de drie en de vijf, in Arabische cijfers 4, in Romeinse cijfers IV
Westfaals
Hoofdtelwoord
veer
- (Münsterlands), (Zuidwestfaals) vier; het getal tussen de drie en de vijf, in Arabische cijfers 4, in Romeinse cijfers IV
Schrijfwijzen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Erfwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Zoötomie in het Nederlands
- Techniek in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Scheepvaart in het Nederlands
- Bedrijf in het Nederlands
- Aardrijkskunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Achterhoeks
- Hoofdtelwoord in het Achterhoeks
- Woorden in het Afrikaans
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans
- Woorden in het Afrikaans met audioweergave
- Zoötomie in het Afrikaans
- Scheepvaart in het Afrikaans
- Woorden in het Limburgs
- Hoofdtelwoord in het Limburgs
- Woorden in het Limburgs met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Limburgs
- Persoonlijk voornaamwoord in het Limburgs
- Woorden in het Nedersaksisch
- Hoofdtelwoord in het Nedersaksisch
- Woorden in het Oost-Fries
- Hoofdtelwoord in het Oost-Fries
- Woorden in het Westfaals
- Hoofdtelwoord in het Westfaals
- Münsterlands
- Zuidwestfaals