rot

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rot
1 enkelvoud meervoud
naamwoord rot rotten
verkleinwoord rotje rotjes
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bedorven’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1407 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘rij militairen van opzij gezien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
2 enkelvoud meervoud
naamwoord rot
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

rot v/m [2] [3] [4]

  1. iemand die al lang meedraait
    • Dat is een oude rot in het vak. 
  2. proces waarbij iets bederft, bijvoorbeeld van etenswaar
    • In die aardappels zit de rot. 
  3. achter elkaar opgestelde rij manschappen, voertuigen enz
    • zij moesten zich opstellen in rotten van drie 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Een oude rot in het vak (zijn)
alles van het vak afweten en alles weten hoe te doen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen rot rotter rotst
verbogen rotte rottere rotste
partitief rots rotters -

Bijvoeglijk naamwoord

rot [5]

  1. verrot, bedorven
    • Zo rot als een mispel. 
  2. beroerd, onaangenaam
    • Hoe dichter bij Dordt, hoe rotter het wordt. 
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Een rotte appel in de mand, maakt al het gave fruit te schand.
als iemand uit een groep een fout maakt benadeelt hij de hele groep; door slechts één persoon kan iedereen van die groep een slechte naam krijgen
  • Zo rot als een mispel zijn
Heel erg rot zijn

Werkwoord

vervoeging van
rotten

rot

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van rotten
  2. gebiedende wijs van rotten
Anagrammen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen


Duits

 
rot
rood
Uitspraak
Woordafbreking
  • rot
stellend vergrotend overtreffend
rot
roter
röter
am rotesten
am rötesten
alle verbuigingsvormen

Bijvoeglijk naamwoord

rot

  1. (kleur) rood
    «Mein Bruder hat rote Haare.»
    Mijn broer heeft rood haar.
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • den roten Teppich ausrollen
de rode loper uitrollen (iemand eervol begroeten)
  • der rote Faden
de rode draad
  • die rote Laterne
de rode lantaarn
  • ein rotes Tuch für jemanden sein
op iemand werken als een rode lap op een stier
  • rot werden
rood worden
  • sich etwas im Kalender rot anstreichen
op de kalender iets met rood markeren


Engels

vervoeging
onbepaalde wijs to  rot 
he/she/it  rots 
verleden tijd  rotted 
voltooid
deelwoord
 rotted 
onvoltooid
deelwoord
 rotting 
gebiedende wijs  rot 

Werkwoord

rot

  1. rotten, verrotten
    «I hope he rots in jail.»
    Ik hoop dat 'ie in het gevang verrotten mag.
Opmerkingen
  • Voltooid deelwoord ook: rotten


Pennsylvania-Duits

 
rot
rood
Uitspraak
Woordafbreking
  • rot
stellend vergrotend overtreffend
rot

Bijvoeglijk naamwoord

rot

  1. (kleur) rood
Opmerkingen


Zweeds

Uitspraak
Woordafbreking
  • rot
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   rot     roten     rötter     rötterna  
genitief   rots     rotens     rötters     rötternas  

Zelfstandig naamwoord

rot g

  1. (biologie) wortel (plant)
Afgeleide begrippen