vuil
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vuil
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vies’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1200 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vuil | vuiler | vuilst |
verbogen | vuile | vuilere | vuilste |
partitief | vuils | vuilers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
vuil
- niet schoon, bevuild
- ▸ Veel andere hikers gebruikten de Sawyer Squeeze, waarmee je handmatig het vuile water door een filter moest persen.[2]
Antoniemen
Vertalingen
1. niet schoon
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vuil | - |
verkleinwoord | vuiltje | vuiltjes |
Zelfstandig naamwoord
vuil o
- viezigheid, onreine materie
- ▸ ’Het werd tijd niet meer alleen te klagen over al het vuil dat ik zag,’ had Orme de barman verteld.[2]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
viezigheid, onreine materie
Gangbaarheid
- Het woord vuil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "vuil" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "vuil" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %