rotbeest

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rot·beest
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rotbeest rotbeesten
verkleinwoord rotbeestje rotbeestjes

Zelfstandig naamwoord

het rotbeesto

  1. een heel vervelende en lastig dier
    • Vannacht sla ik een kwartiertje mijn winterdons open. Buik bloot. Al die muggen mogen mij komen steken in mijn eerste vetrol van dit jaar. Een week geleden had ik die rotbeesten nog zonder verpinken doodgeslagen. Herfst en winter maken mij week. [1] 
    • Haar broer heeft toen alle schapen opgehaald en een paar dagen in de fruitgaard naast het woonhuis laten staan. Tussen de appel- en de perenbomen. ‘Dicht bij huis, dat gaf hen rust.’ Haar broer is er nóg boos om. ‘Dat rotbeest valt schapen aan’, zei hij. ‘Míjn schapen.’ [2] 
    • „Je wordt niet serieus genomen, soms zelfs uitgelachen, diep triest”, schrijft Mario in een reactie op mijn column ’Door zo’n klein rotbeestje’ van 2 juni. „En intussen zie je dat je partner steeds zieker wordt en geen hulp krijgt”, vervolgt hij. [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. De Standaard 13 OKTOBER 2016 BLOED GEVEN
  2. De Standaard 16/04/2018 om 12:09 door Freek Schravesande en Gemma Venhuizen, Hoe kwam wolvin Naya of all places in Leopoldsburg terecht? Een reconstructie
  3. De Telegraaf RENÉ STEENHORST 26 jun. 2018 Snakken naar erkenning
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be