rothumeur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rot·hu·meur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rothumeur rothumeuren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het rothumeuro

  1. een slechte stemming
    • Heimweelijders zijn van tevoren nerveus, hebben ter plekke een rothumeur en worden soms zelfs ruzieachtig - alles om maar zo snel mogelijk weer thuis te komen. Achteraf voelen ze zich schuldig: Áls mijn dochter later alleen op vakantie gaat, hoop ik dat ze volop kan genieten.'[1] 
    • Last van een winterdip of heb je gewoon even nergens zin in? Geen paniek! Er zijn genoeg voedingsmiddelen die jou een goede stemming bezorgen. Zeg maar vaarwel tegen dat rothumeur, want met deze voeding eet jij je gelukkig.[2] 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Het Parool MARLOES DE MOOR 13 AUGUSTUS 2017 Depressief onder palmen: heimweelijders hebben het zwaar op vakantie
  2. de Telegraaf 06 jan. 2016 Eet jezelf een weg naar geluk
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be