rothumeur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rot·hu·meur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van rot bn en humeur zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rothumeur | rothumeuren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het rothumeur o
- een slechte stemming
- Heimweelijders zijn van tevoren nerveus, hebben ter plekke een rothumeur en worden soms zelfs ruzieachtig - alles om maar zo snel mogelijk weer thuis te komen. Achteraf voelen ze zich schuldig: Áls mijn dochter later alleen op vakantie gaat, hoop ik dat ze volop kan genieten.'[1]
- Last van een winterdip of heb je gewoon even nergens zin in? Geen paniek! Er zijn genoeg voedingsmiddelen die jou een goede stemming bezorgen. Zeg maar vaarwel tegen dat rothumeur, want met deze voeding eet jij je gelukkig.[2]
Gangbaarheid
- Het woord rothumeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rothumeur" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Het Parool MARLOES DE MOOR 13 AUGUSTUS 2017 Depressief onder palmen: heimweelijders hebben het zwaar op vakantie
- ↑ de Telegraaf 06 jan. 2016 Eet jezelf een weg naar geluk
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be