Naar inhoud springen

houden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hou·den
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘niet afstaan, tegenhouden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: houden
Oudnederlands: haldan
Germaans: *haldanan
Indo-Europees: *kelǝ- (heffen)

=

  • Verwant in Germaans:
West: Engels: hold (Angelsaksisch: healdan), Duits: halten, (Oudhoogduits: haltan), Nedersaksisch hollen, holden (Oudsaksisch haldan), Fries: hâlde (Oudfries: halda).
Noord: Zweeds: hålla, Deens/Noors: holde, (Oudnoords: halda), IJslands/Faeröers: halda
Oost: Gotisch: haldan
  • Afkomstig van *holden old => oud met verlies van de l in de tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
houden
/'ɦɑʊ.də(n)/
hield
/'ɦild/
gehouden
/ɣə.'ɦɑʊ.də(n)/
klasse 7 volledig

Werkwoord

houden

  1. overgankelijk niet laten varen, het bezit ervan niet verliezen
    • Hij hield het huis, maar zij kreeg de kinderen bij de echtscheiding. 
  2. huisdieren verzorgen
    • Piet hield kleurkanaries. 
  3. het ~ met een verhouding hebben met iemand
    • Hij hield het met zijn dienstmeid. 
  4. ~ van liefhebben, liefde voelen voor iemand
    • Hij hield heel veel van haar. 
  5. het ~ op concluderen tot iets
    • De politie hield het op een inbraak, maar later bleek dit onjuist. 
  6. wederkerend zich ~: de schijn aannemen van wat genoemd wordt
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen