liefhebben
Uiterlijk
| naamwoord van handeling | |
|---|---|
| zelfstandig | bijvoeglijk |
| liefhebben | liefhebbend |
| liefhebber | |
| liefhebberij | |
- Geluid: liefhebben (hulp, bestand)
- lief·heb·ben
- samenstelling van lief en hebben [1]
| stamtijd | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
| liefhebben |
had lief |
liefgehad |
| onregelmatig | volledig | |
liefhebben
- absoluut liefde voelen tot iemand of iets
- Hij zingt van de vrouwen die hij heeft liefgehad.
- ▸ Ik had lief en was de liefde weer kwijtgeraakt; ik vond een nieuwe scheppingskracht en had het gevoel ergens thuis te horen.[2]
1. liefde voelen tot iemand of iets
- Het woord liefhebben staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "liefhebben" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ liefhebben op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jessie Burton vert. Marja Borg“De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789024574704 - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Onregelmatig werkwoord in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Absoluut werkwoord in het Nederlands
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %