Naar inhoud springen

liefhebben

Uit WikiWoordenboek
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
liefhebbenliefhebbend
liefhebber
liefhebberij
  • lief·heb·ben
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
liefhebben
had lief
liefgehad
onregelmatig volledig

liefhebben

  1. absoluut liefde voelen tot iemand of iets
    • Hij zingt van de vrouwen die hij heeft liefgehad. 
     Ik had lief en was de liefde weer kwijtgeraakt; ik vond een nieuwe scheppingskracht en had het gevoel ergens thuis te horen.[2]
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]
  1. liefhebben op website: Etymologiebank.nl
  2. Jessie Burton vert. Marja Borg
    “De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789024574704
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be