koning
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: koning (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkonɪŋ / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈkonɪŋ/, /ˈkoʊ̯nɪŋ/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈkoːnɪŋ/
Woordafbreking
- ko·ning
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘regerend vorst’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koning | koningen |
verkleinwoord | koninkje | koninkjes |
Zelfstandig naamwoord
koning m
- (regering)(adel) het mannelijk hoofd van een koninkrijk
- Op 21 juli 2013 legde Filip de eed af als koning der Belgen.
- ▸ Was hun koning, Willem de Veroveraar, niet tijdens een geweldige storm, dankzij de heilige Nicolaas, veilig van Normandië naar Engeland gevaren? Want Nicolaas was in staat de wind en de onstuimige kracht der golven te doen bedaren![2]
- ▸ Denemarken ook nauwelijks, in de pers hadden ze het uitgebreid gehad over de gemoedelijke verhouding tussen de Deense bevolking en de Duitse gasten. De koning en de regering van Denemarken zaten nog op hun plaats en de samenwerking leek uitstekend te functioneren binnen de Germaanse verbroedering.[3]
- een speelkaart waarvan de waarde meestal tussen die van de vrouw en de aas ligt
- (schaak) het stuk dat, wanneer het verslagen wordt, tot direct verlies leidt
- iemand die met koningschieten de laatste van de boom schiet
Synoniemen
- (kaartspel) heer
Hyperoniemen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Spreekwoorden
- [1] eet ontbijt als een koning, lunch als een prins en dineer als een arme
- [1] ontbijt als een koning, lunch als een edelman en dineer als een bedelaar
- De klant is koning.
Men probeert altijd zo goed mogelijk aan de wensen van de klant te voldoen
- De koning te rijk zijn
Het heel goed hebben/heel blij zijn
- In het land der blinden is eenoog koning.
Iemand met geringe kennis of maar weinig vaardigheden, munt toch uit in een gezelschap van personen die nog minder weten of nog minder vaardigheid hebben
- Leven als een koning
Veel geld uitgeven
Vertalingen
1. het mannelijk hoofd van een koninkrijk
|
|
2. speelkaart waarvan de waarde meestal tussen die van de vrouw en de aas ligt
Gangbaarheid
- Het woord koning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "koning" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "koning" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), , p. 10
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Uitspraak
Woordafbreking
- ko·ning
Zelfstandig naamwoord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koning | konings |
koning
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Regering in het Nederlands
- Adel in het Nederlands
- Schaak in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Afrikaans
- Woorden in het Afrikaans met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans
- Regering in het Afrikaans
- Adel in het Afrikaans
- Kaartspel in het Afrikaans
- Schaak in het Afrikaans