koningskroon

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

koningskroon
Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·nings·kroon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koningskroon koningskronen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

koningskroon v/m [1]

  1. hoofddeksel als teken van de waardigheid van een koning
     Voor het eerst kan het publiek de oudste koningskroon van Zweden bekijken. De kroon komt uit het graf van koning Erik IX, dat is geopend voor onderzoek.[2]
     Zijn kleinzoon Willem III, die ook koning van Engeland werd, stierf in 1701 kinderloos en liet het kroonjuweel na aan zijn neef koning Frederik I van Pruisen, die ook een kleinzoon van Frederik Hendrik was. Frederik I liet de Beau Sancy in de Pruisische koningskroon zetten.[3]
  2. het koningschap zelf
     Wat zou hij ervan vinden als ze eerst eens begonnen met de koningskroon van Bohemen?[4]
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 12 mei 2022 Weblink bron “Publiek bewondert eeuwenoude kroon” (24-04-2014), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 12 mei 2022 Weblink bron “Beau Sancy brengt 7,6 miljoen op” (16-05-2012), NOS
  4. Gewassen vlees” op Wikipedia (2014), Em. Querido's Uitgeverij op Wikipedia, ISBN 9789021436173