rei
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
![]() |

Schilderij van Hans Thoma
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rei
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘reidans’ voor het eerst aangetroffen in 1360 [1]
- Van het oudfranse "raie " (lijn, streep)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rei | reien |
verkleinwoord | reitje | reitjes |
Zelfstandig naamwoord
[A] rei m
- (verouderd) een groep of kring van personen of wezens
- Der Dicht'ren rei verkiest op 't eenzaam Land te leeven, en wil het groot gewoel der Steden graag begeeven.[2]
- (dans), (muziek), (verouderd) een koor van zangers en dansers, dat vroeger met zang en dans een acte of bedrijf van een toneelstuk, afsloot
- De reien fungeren als rustpunten na emotierijke scènes.[3]
- (dans), (verouderd) de dans, en /of het lied, dat door zo'n koor werd gezongen, en/of gedanst
Gelijkklinkende woorden
Synoniemen
Synoniemen
Hyponiemen
- [3] branle
Afgeleide begrippen
Afgeleide begrippen
- [3] reischaaf
Verwante begrippen
Verwante begrippen
- [3] blokhaak, mes, tekenhaak, vloerdelen, waterpas, winkelhaak
Vertalingen
1. een groep personen of wezens
3. verkorte vorm van "reidans"
Vertalingen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.

[B] rei v
- (waterbeheer) een gracht, greppel of sloot voor de afwatering
- In Brugge zijn vele reien.
- (verouderd) een rechte lijn
- Een dubbele rei fundamentpalen.
- (gereedschap) een rechte lat van metaal of hout waarlangs men lijnen kan trekken, kan controleren of een werk vlak of waterpas is
- Met deze stalen rei kun je een reep linoleum recht afsnijden.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
reien |
rei
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reien
- Ik rei.
- gebiedende wijs van reien
- Rei!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reien
- Rei je?
Gangbaarheid
- Het woord rei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "rei" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "rei" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Scriptorum chorus omnis amat nemus & fugit urbes. Horatio
(Tijdschrift De Denker deel 7 , 1769) - ↑ Ui t"Achilles en Polyxena" P.C.Hooft
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Catalaans
enkelvoud | meervoud |
---|---|
rei | reis |
Zelfstandig naamwoord
rei m
Portugees
enkelvoud | meervoud |
---|---|
rei | reis |
Zelfstandig naamwoord
rei m
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Dans in het Nederlands
- Muziek in het Nederlands
- Waterbeheer in het Nederlands
- Gereedschap in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 55 %
- Prevalentie Vlaanderen 62 %
- Woorden in het Catalaans
- Zelfstandig naamwoord in het Catalaans
- Woorden in het Portugees
- Woorden in het Portugees van lengte 3
- Zelfstandig naamwoord in het Portugees
- Regering in het Portugees