raja

Uit WikiWoordenboek

Indonesisch

Woordafbreking
  • ra·ja
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

raja

  1. (adel) koning


Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·ja
enkelvoud meervoud
raja rajas

Zelfstandig naamwoord

raja v

  1. barst, spleet, gleuf
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
rajar

raja

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van rajar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van rajar
vervoeging van
rajarse

raja

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van rajarse

Verwijzingen