verkorting

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·kor·ting
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van verkorten met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord verkorting verkortingen
verkleinwoord verkortinkje verkortinkjes

Zelfstandig naamwoord

de verkortingv

  1. (taalkunde) een afkorting van een woord of woordgroep die ontstaat door weglating van een of meer (delen van) lettergrepen en die als verkorting wordt uitgesproken
    • Het woord "prof." is een verkorting van het volledige woord "professor". 
  2. het verkorten
    • Hij kreeg een verkorting van die broek. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid