moer

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Een zeskantmoer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • moer
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘veen’ voor het eerst aangetroffen in 771 [1]
  1. afkorting van moerschroef, schroefmoer of moerbout waarbij moer- een samentrekking is van moeder
  2. een samentrekking van moeder
  3. als 2
  4. van Middelnederlands moer, cognaat met Engels moor
enkelvoud meervoud
naamwoord moer moeren
verkleinwoord moertje moertjes

Zelfstandig naamwoord

moer

  1. v/m (werktuigbouwkunde) blokje met een gat dat van schroefdraad is voorzien zodat het op een schroefbout past
    • Wat is het verschil tussen een moer en een bout? 
  2. v (imkerij), (dierkunde) koningin van een bijenvolk
  3. v (biologie) vrouwelijk wezen zoals de moederstam van een gist of plant of een vrouwelijk konijn, haas of fret
  4. o moerassig land
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /muːr/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

moer v (1) m (2)

  1. muur
  2. (groente) wortel
Verbuiging


Veluws

Zelfstandig naamwoord

moer

  1. moeder