moedertaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • moe·der·taal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord moedertaal moedertalen
verkleinwoord moedertaaltje moedertaaltjes

Zelfstandig naamwoord

moedertaal v/m

  1. (taalkunde) taal die tijdens de jeugd, zonder formeel taalonderwijs, wordt verworven
    • Het Nederlands is niet mijn moedertaal. 
     'Op uw gedichten studeer ik nog. Ik heb echter moeite met de klanken van uw moedertaal, dus ik vrees dat ik, wanneer de gelegenheid zich voordoet om iets van uw hand te citeren, mijn toevlucht zal moeten nemen tot de Engelse, Duitse of Italiaanse vertaling. Ik hoop dat u bij voorbaat de grootmoedigheid kunt opbrengen om mij dat te vergeven.'[1]
  2. (figuurlijk) iets waar iemand zich helemaal in thuis voelt
    • Natuurkunde is mijn moedertaal. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers op Wikipedia, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 32
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be