hol

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: hohlhole, hòl, hól

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hol
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen hol holler holst
verbogen holle hollere holste
partitief hols hollers -
Woordherkomst en -opbouw
  • bn in de betekenis van ‘leeg’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 918 [1]
  • zn in de betekenis van ‘grot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
  • zn in de betekenis van ‘rennen’: uit het Middelnederlands [2]

Bijvoeglijk naamwoord

hol

  1. zonder inhoud, zonder betekenis, leeg
     Het is belangrijk om dit soort dingen bespreekbaar te maken, anders blijven de wijze woorden van Kahlil Gibran beperkt tot holle speeches tijdens de huwelijksvoltrekking.[3]
  2. wat een lege ruimte of voorwerp in zich heeft
  3. alsof het uit een lege ruimte komt, niet vol van klank
  4. naar binnen of naar beneden gebogen
  5. met hoge golfslag
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: holle woorden, een holle blik
  • [2]: een holle boom
  • [3]: holle klanken
  • [4]: holle wangen, holle ogen, een holle weg
  • [5]: een holle zee
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijwoord

hol

  1. verdiept, concaaf
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord hol holen
verkleinwoord holletje holletjes

Zelfstandig naamwoord

het holo

  1. grot, spelonk
     `Sinterklaas,' zei het nieuwe Pietje, 'in een hol, hoog in de bergen, woont een heks die toverdranken maakt. Zal ik u de weg wijzen?'[4]
  2. ondergrondse woning of schuilplaats van een dier
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
hollen

hol

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hollen
    • Ik hol. 
  2. gebiedende wijs van hollen
    • Hol! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hollen
    • Hol je? 
enkelvoud meervoud
naamwoord hol -
verkleinwoord holletje -

Zelfstandig naamwoord

de holm

  1. onbeheerst rennen van een mens of dier
Hyperoniemen
Uitdrukkingen en gezegden

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1 "hol" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 12
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord hol holle
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Nederlands

Zelfstandig naamwoord

hol

  1. hol

Bijvoeglijk naamwoord

hol

  1. hol


Alemannisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudhoogduitse hol

Bijvoeglijk naamwoord

hol

  1. hol


Angelsaksisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-Germaanse *hulą

Zelfstandig naamwoord

hol

  1. hol
Schrijfwijzen
Verwante begrippen


Hongaars

Uitspraak

Bijwoord

hol

  1. waar


Nedersaksisch

Werkwoord

hol

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd van halen
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd van halen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • hol
Woordherkomst en -opbouw
  • Bijvoeglijk naamwoord: Afkomstig van het Oudnoordse woord  holr bn 
  • Zelfstandig naamwoord [A]: Afkomstig van de Oudnoordse woord  holr zn 
  • Zelfstandig naamwoord [B]: Afkomstig van de Oudnoordse woord  holr zn 
Naar frequentie 42852
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud hol holere holest
o enkelvoud holt
meervoud hole
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
hole holere holeste

Bijvoeglijk naamwoord

hol

  1. hol (zonder inhoud)
  2. hol (binnenin leeg)
  3. hol (klank)
  4. hol (gebogen)
  5. hol (golfslag)
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: hole fraser
holle frazen
  • [1]: Mye av det han sier, virker holt.
Veel van wat hij zegt, werkt hol.
  • [2]: en hol trestamme
een holle boomstam
  • [3]: en holle stemme
een holle stem
  • [3]: en hol hoste
een holle hoest
  • [4]: Veggen var hol.
De muur was hol.
  • [4]: Trappetrinnene var slitt hole.
De trapptreden waren versleten en hol.
  • [4]: ha hole kinn
holle wangen hebben
  • [4]: ha noe i sin hole hånd
iets in de holte van de hand hebben
  • [4]: hol sjø
bewogen zee
[A] enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hol     holen     holer     holene  
genitief   hols     holens     holers     holenes  

Zelfstandig naamwoord

[A]: hol, m

  1. een kleine vlakke hoop
Synoniemen
  • een lav haug (op een muur of oppervlak)
[B] enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hol     holet     hol     hola
holene [1]  
genitief   hols     holets     hols     holas
holenes  

Zelfstandig naamwoord

[B]: hol, o

  1. gat, opening
  2. (figuurlijk) toegang
  3. gat, kuil, kom, laagte, put, verdieping
  4. hiaat, lacune, leemte
  5. gevangenisruimte
  6. dakkamer, zijkamer, zolderkamer (een kleine donkere afgelegen kamer)
    «Hybelen var et trangt hol
    Het hok was een smalle zijkamer.
  7. negorij, een achtergebleven gehucht, gat
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: krype gjennom et hol i gjerdet
door een gat in het hek kruipen
  • [1]: slå et hol i muren
een gat in de muur slaan
  • [1]: slite hol på strømpene
de gaten in de kousen sluiten
  • [1]: rive hol i buksebaken
een gat in de broek rijten
  • [1]: ha hol i ørene (for ørepynt)
gaatjes in je oren hebben (for het oorsieraat)
  • [1]: spenne inn beltet et hol
(figuurlijk) de buikriem aanhalen / versoberen
  • [3]: veien var full av hol
de weg was vol gaten
  • [4]: ha store hol i kunnskapene
een hiaat in de kennis van iets hebben
  • [5]: putte en i holet
iemand in een gevangeniscel stoppen
  • [5]: et avsidesliggende hol
een achtergebleven gehucht
Opmerkingen

Zelfstandig naamwoord

hol

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van hol

Verwijzingen

  1. Taalhervorming 2005
    Rettskrivningsendringer fra 1. juli 2005, punt 1.1.1 (in het Noors)


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • hol
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord  holr bn 
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud hol holare holast
o enkelvoud holt
meervoud hole
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
hole holare holaste

Bijvoeglijk naamwoord

hol

  1. hol (zonder inhoud)
  2. hol (binnenin leeg)
  3. hol (klank)
  4. hol (gebogen)
  5. hol (golfslag)
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: berre hole frasar
holle frazen
  • [2]: ein hol trestomn
een holle boomstam
  • [4]: eit holt kinn
een holle wang
  • [4]: ei hol hand
een holle hand


Oudhoogduits

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-Germaanse *hulaz

Bijvoeglijk naamwoord

hol

  1. hol


Saterfries

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudfriese hol

Bijvoeglijk naamwoord

hol

  1. hol


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • hol

Werkwoord

hol

  1. informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord holit