hole

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hole
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hole holes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de holem

  1. (sport) (golf) putje waar de speler de bal in moet slaan
    • De conclusie van Albertus, afgelopen jaar de beste Nederlander op het KLM Open en spelend op de Pro Golf Tour, het derde Europese niveau: bij putts van een meter of tien of langer laat hij de vlag er sowieso in. „Dan is het fijn dat niemand de vlag hoeft te bewaken. Er is geen afleiding tijdens het putten van die persoon én je ziet de hole beter.” [2]
  2. (sport) (golf) hele traject van de afslag tot het bijbehorende putje, als onderdeel van een golfbaan
    • Golfer Tiger Woods slaat een bal op de negende hole in de eerste ronde van de Amerikaanse open kampioenschappen in Pebble Beach in Californië. [3]
  3. (sport) (golf) hele traject van de afslag tot het bijbehorende putje, als onderdeel van een golfwedstrijd
    • „Ik heb tijdens mijn laatste ronde geen moment gedacht aan de overwinning”, liet Woodland weten. ”Ik heb gewoon hole na hole mijn spel gespeeld.” [4]
    • Tijdens een wedstrijdje matchplay op de golfclub sla ik mijn bal in het water naast de vlag van de 14de. Dat is zuur, want op deze manier verlies ik waarschijnlijk deze hole. [5]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

60 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
hole holes

Zelfstandig naamwoord

hole

  1. gat
  2. (sport) (golf) hole
Overerving en ontlening


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • hole
Naar frequentie 26697

Bijvoeglijk naamwoord

hole

  1. onbepaald enkelvoud stellende trap van hol

hole

  1. bepaald stellende trap van hol


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • hole

Bijvoeglijk naamwoord

hole

  1. onbepaald enkelvoud stellende trap van hol

hole

  1. bepaald stellende trap van hol