muizenhol
Uiterlijk
- mui·zen·hol
- samenstelling van muis en hol met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | muizenhol | muizenholen |
verkleinwoord | muizenholletje | muizenholletjes |
het muizenhol o
- het nest van een groep muizen
- In moderne huizen zijn veel minder geschikte plaatsen voor een muizenhol dan ik oude huizen.
- „Toch had ik aan dat ene boek genoeg. Het muizenboek belichaamde alles wat mij toen voor ogen stond. Vijf lieve muizenkindjes bij hun moeder, in een muizenhol onder een keuken. Die warmte en geborgenheid. Dat had ik met mijn moeder ook. Maar een grote familie had ik niet. Als kind maakte ik van kartonnen dozen een voltallige familie, een oom en tante, opa en oma, broer en zus. Die miste ik. [2]
- Het woord muizenhol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "muizenhol" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Roderick Nieuwenhuis 10 juli 2012
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be