zolderkamer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zolderkamer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zol·der·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zolder en kamer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zolderkamer | zolderkamers |
verkleinwoord | zolderkamertje | zolderkamertjes |
Zelfstandig naamwoord
- een kamer op zolder
- In de winter is het koud op de onverwarmde zolderkamer.
- ▸ Wanneer hij in zijn zolderkamer zat om de bouwtekeningen opnieuw door te nemen of wanneer een paal schuin was komen te zitten en moest worden aangepast, kon hij af en toe een pauze nemen, boven op het opgemaakte bed liggen en luisteren alsof het muziek van Beethoven of Brahms was.[1]
- ▸ Hij was vijfenzestig geworden, dan was het niet langer gepast. Dat nam niet weg dat het een observatie was die niet te vermijden viel, en wat hij bij zichzelf in zijn zolderkamer dacht kon niemand schaden of in verlegenheid brengen.[1]
Gangbaarheid
- Het woord zolderkamer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "zolderkamer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ 1,0 1,1 Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be