vet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vet
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vet vetter vetst
verbogen vette vettere vetste
partitief vets vetters -

Bijvoeglijk naamwoord

vet

  1. rijk aan vet, vetrijk
  2. (voeding) veel voedende stoffen bevattend
  3. vuil door vet of olie
  4. goed gevuld dik, winstgevend
  5. door veel inkt, verf enz., dik en breed
    • De krant opende met een vette kop op de voorpagina over de gebeurtenissen. 
  6. lijkend op iets vets
  7. (jongerentaal) gaaf, geweldig (ook zelf weer gebruikt als versterking van een daaropvolgend bijvoeglijk naamwoord)
    • Zijn nieuwe hit is echt heel vet. 
    • Haar feestje was vet cool. 
  8. modderig en slijkerig van natte grond
    • Onder zijn kistjes is de aarde vet, want het heeft de laatste dagen veel geregend. [6] 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

ik ga even een vette bek halen

Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord vet vetten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het veto

  1. (biochemie) een groep van chemische stoffen bestaande uit verbindingen tussen glycerol en vetzuren
    • Vetten kennen we als gladde vloeistoffen en smeermiddelen. 
  2. (biochemie) gespecialiseerd dierlijk weefsel
  3. (kookkunst) (voeding) dierlijke of plantaardige brandstof
  4. (techniek) als smeermiddel gebruikte substantie
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
vetten

vet

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van vetten
  2. gebiedende wijs van vetten

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[8]

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Woordafbreking
  • vet
Naar frequentie 46

Werkwoord

vet

  1. tegenwoordige tijd van vite
Schrijfwijzen


Nynorsk

Woordafbreking
  • vet

Werkwoord

vet

  1. gebiedende wijs van vete
Schrijfwijzen


Zweeds

Woordafbreking
  • vet

Werkwoord

vet

  1. tegenwoordige tijd van veta