Naar inhoud springen

fat

Uit WikiWoordenboek
  • fat
  • van Frans  fat bn  "dom", in de betekenis van ‘modegek, dandy’ voor het eerst aangetroffen in 1698 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord fat fatten
verkleinwoord fatje fatjes

de fatm

  1. (verouderd) modegek, iemand die buitensporige aandacht aan zijn uiterlijk besteedt
    • "Ik, of een ander, mevrouw", hernam de jonge fat, zich op de lippen bijtende; "maar ik heb mijne overtuiging".[4] 
45 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Naar frequentie 3291
enkelvoud meervoud
fat fats

fat

  1. (biochemie) vet
Naar frequentie 2826
stellend vergrotend overtreffend
fat fatter fattest

fat

  1. dik
  2. vet


  enkelvoud meervoud
  mannelijk   fat fats
  vrouwelijk   fate fates

fat

  1. (verouderd) dom, onnozel.
  2. opzichtig


  • fat

fat o

  1. pot
  2. deken
  3. (kleding) jurk
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   fat                    
genitief                        
datief                        
accusatief                        


fat

  1. herbergen