kar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kar karren
verkleinwoord karretje karretjes

Zelfstandig naamwoord

kar v / m

  1. voertuig (oorspronkelijk met twee wielen)
  2. (informeel) auto
    • Zo, dat is een mooi karretje dat je gekocht hebt. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
karren

kar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van karren
    • Ik kar. 
  2. gebiedende wijs van karren
    • Kar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van karren
    • Kar je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
naamwoord kar karre

Zelfstandig naamwoord

kar

  1. auto


Fries

Woordafbreking
  • kar
enkelvoud meervoud
naamwoord kar -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

kar g

  1. keuze, keus
  2. keur


Koerdisch

Zelfstandig naamwoord

kar m

  1. werk


Turks

Woordafbreking
  • kar
enkelvoud meervoud
nominatief   kar     karlar  
genitief   karın     karların  
datief   kara     karlara  
accusatief   karı     karları  
locatief   karda     karlarda  
ablatief   kardan     karlardan  

Zelfstandig naamwoord

kar

  1. (meteorologie) sneeuw