huifkar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Huifkar in Tsjechië
Uitspraak
Woordafbreking
  • huif·kar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huifkar huifkarren
verkleinwoord huifkarretje huifkarretjes

Zelfstandig naamwoord

huifkar v/m [1]

  1. een wagen met een kap van zeildoek overdekt
    • “Acteren moet in je DNA zitten. Dat heeft iets zigeunerachtigs. Je moet de behoefte voelen om verhalen te vertellen. Had ik in de tijd van Shakespeare geleefd, dan zou ik op een huifkar van villa naar villa zijn gereden om te kijken of we ergens een show konden opvoeren.” [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Diederik van Hoogstraten 18 mei 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be