vuilniskar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

vuilniskar met kliko's
Uitspraak
Woordafbreking
  • vuil·nis·kar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vuilniskar vuilniskarren
verkleinwoord vuilniskarretje vuilniskarretjes

Zelfstandig naamwoord

de vuilniskarv / m

  1. een wagen waarmee men huisvuil ophaalt
    • Buiten op de straat rijdt de vuilniskar langs en is er vertrouwd gescheld te horen over een dubbel geparkeerde auto.[2] 
    • Toen drie vuilnismannen in het Zweedse Stockholm plots angstig gemiauw hoorden in hun vuilniskar aarzelden ze geen moment. Die rit naar de verbrandingsoven ging niet door, de kitten moest en zou gered worden.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen