postkar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • post·kar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord postkar postkarren
verkleinwoord postkarretje postkarretjes

Zelfstandig naamwoord

de postkarv / m

  1. een kar waarmee de postbode post bezorgd
    • Maar goed, dat was dus de eerste verrassing. Teufel wilde klaarblijkelijk indruk maken. De tweede verrassing was flinke postkar vol dozen. Van klein tot (heel) groot. Uitpakken, aansluiten, deur van mijn kantoor dicht en open die volumeknoppen! Toen kwam de derde (en natuurlijk belangrijkste) verrassing. Geluid van (extreem) sublieme kwaliteit dat moeiteloos met de topmerken kan concurreren. [2] 
    • Plotseling viel haar op dat de postkar wel erg licht aanvoelde. Toen ze erin keek, bleek dat een van haar drie posttassen uit haar postkar was gehaald. De postbode zocht nog in de nabije omgeving, maar kon de tas nergens vinden. [3] 
    • De expositie heet De postbode vertelt. Hij bestaat onder meer uit een speciaal voor de gelegenheid gemaakte film, waarin ex-brievenbezorgers terugkijken op hun werk. Verder zijn er oude foto’s en attributen die vroeger tot de standaarduitrusting van de postbode behoorden, zoals de bekende pet, postkar en kwitantietas. [4] 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[5]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf LENNO VAN DEKKEN 28 apr. 2018 Duivelse verrassing
  3. Reformatorisch Dagblad 18-08-2006 Dief besteelt Vinkeveense postbode
  4. Reformatorisch Dagblad 02-06-2011 Museum brengt ode aan postbode (2)
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be