keus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • keus
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘het kiezen’ aangetroffen vanaf 1300 [1]
  • [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord keus keuzen
keuzes
verkleinwoord keusje keusjes

Zelfstandig naamwoord

de keusv

  1. gelegenheid om óf het een óf het ander te nemen
     Het water dat ik in Zuid-Californië tegenkwam was niet altijd even geweldig, het was vaak stilstaand en groenig van kleur. Veel keus had ik echter niet, want het was soms het enige water in de wijde omtrek.[4]
  2. uitsteeksel, pen, pin
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de keusmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord keu

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen