ho

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: hồ


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho
Woordherkomst en -opbouw
  • als uitroep om iets te stoppen aangetroffen vanaf 1540 [1]

Tussenwerpsel

ho!

  1. uitroep die iets tot staan wil brengen.
    • "Ho!" riep hij luid, toen hij zag dat de kinderen het pas ingezaaide grasveld over wilden steken. 
     Ho, ho dat hadden we niet met elkaar afgesproken…[2]
Uitdrukkingen en gezegden
  • boem is ho
    ga door totdat je niet verder kunt; let zelf op dat je niet te ver doorgaat

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Catalaans

Persoonlijk voornaamwoord

ho o

  1. het (lijdend voorwerp, vóór het werkwoord)


Engels

Tussenwerpsel

ho

  1. (scheepvaart) een uitroep om aandacht te verkrijgen.
    «Sail ho
    Hijs de zeilen!
enkelvoud meervoud
ho hos
hoes

Zelfstandig naamwoord

ho

  1. hoer, prostituee
    «He even accused her on the air of being a nappy-headed ho
    Hij beschuldigde haar er zelfs in zijn programma van een hoer met vieze haren te zijn.


Noors

Tussenwerpsel

ho

  1. een bespottelijke uitroep
    «Ho, ho, der fikk du høre sannheten!»
    Ho, ho, daar heb je de waarheid te horen gekregen!


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho

Persoonlijk voornaamwoord

ho

  1. (3e persoon enkelvoud nominatief vrouwelijk), (voor vrouwelijke personen en woorden met vrouwelijk genus) zij
    «Mor mi sa at ho skulle gjere det.»
    Mijn moeder zei dat ze het zou doen.
  2. (3e persoon enkelvoud accusatief vrouwelijk), (voor vrouwelijke personen en woorden met vrouwelijk genus) haar
    «Eg ser ho
    Ik zie haar.
Verwante begrippen
Nynorske persoonlijke voornaamwoorden
getal / respect pers. genus onderwerp (nominatief) nld. voorwerp (accusatief) nld.
enkelvoud 1e    eg  ik  meg  mij
2e    du  jij  deg  jou
3e m  han  hij  han  ( honom ) hem
v  ho  zij  ho  /  henne  haar
o  det  het  det  het
meervoud 1e    vi  wij  oss  ons
2e    de  jullie  dykk  jullie
3e    dei  zij  dei  hen
beleefdheidsvorm 2e    De  u  Dykk  u

Tussenwerpsel

ho

  1. een bespottelijke uitroep
    «Ho, ho, der fekk du høyre sanninga!!»
    Ho, ho, daar heb je de waarheid te horen gekregen!

Zelfstandig naamwoord

ho v

  1. vrouwtje
Verbuiging
v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ho     hoa
(hoi)  
  hoer     hoene  
genitief   hos     hoas
(hois)  
  hoers     hoenes  
Synoniemen


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho

Persoonlijk voornaamwoord

ho

  1. genitief enk van on
  2. genitief enk van ono
  3. accusatief enk van on
  4. accusatief enk van ono
Synoniemen
  1. jej, (dialect)
  2. jej, (dialect)
  3. jej, (dialect)
  4. jej, je, (dialect)

Verwijzingen

Tussenwerpsel

ho

  1. haha; een geluid gemaakt bij het lachen
Synoniemen