Naar inhoud springen

persoonlijk

Uit WikiWoordenboek
  • per·soon·lijk
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen persoonlijkpersoonlijkerpersoonlijkst
verbogen persoonlijkepersoonlijkerepersoonlijkste
partitief persoonlijkspersoonlijkers-

persoonlijk

  1. betrekking hebbend op iemand specifiek
    • Ik werd persoonlijk door hen aangesproken. 
  2. uitgevoerd door de persoon zelf
    • Zo'n kaartje is heel wat persoonlijker dan een e-mail die gericht is aan iedereen. 
     Ik had in Engeland nog nooit zo'n persoonlijk gesprek gevoerd met iemand die ik niet kende.[1]
     Ho, ho dat hadden we niet met elkaar afgesproken… Toch fijn dat enkelen die vooraf zo fel en kritisch waren geweest, mij na afloop van de tocht een persoonlijk bericht stuurden om te zeggen hoe mooi ze het vonden dat ik mijn droom achterna was gegaan.[2]
  3. intiem
    • Dat zijn wel heel persoonlijke details. 
     Ik had in Engeland nog nooit zo'n persoonlijk gesprek gevoerd met iemand die ik niet kende.[1]
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]
  1. 1 2
    Jessie Burton vert. Marja Borg
    “De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789024574704
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be