centrum
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands


Uitspraak
Woordafbreking
- cen·trum
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘middelpunt’ voor het eerst aangetroffen in 1654 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | centrum | centra centrums |
verkleinwoord | centrumpje | centrumpjes |
Zelfstandig naamwoord
centrum o
- middelpunt,in het midden gelegen
- Utrecht ligt niet alleen maar in het centrum van de provincie maar ook in het centrum van Nederland.
- binnenstad
- Hij woont in het centrum van Almelo.
- ▸ De afslag Utrecht Centrum was over 500 meter een feit, meldden de witte letters op het blauwe bord.[3]
- plaats waar bepaalde activiteiten geconcentreerd zijn
- De huisarts heeft zijn praktijk samen met de apotheek en de fysiotherapeut in het gezondheidscentrum.
- (politiek) het midden van het politieke spectrum
- Het CDA is in Nederland een partij in het centrum.
- ▸ Alle gewone rechtse partijen, en zelfs het centrum, waren antisemitisch, dus die stellingname kon niemand meer voor zichzelf uitbuiten.[4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. middelpunt
Gangbaarheid
- Het woord centrum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "centrum" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "centrum" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ centrum op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044625691
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Slowaaks
Uitspraak
- IPA: /tsɛntrʊm/
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn
Zelfstandig naamwoord
centrum o
- centrum; binnenstad
- centrum; plaats waar bepaalde activiteiten geconcentreerd zijn
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /tsɛntrʊm/
Woordafbreking
- cen·t·rum
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn
Zelfstandig naamwoord
centrum o
- centrum; binnenstad
- «Penzion se nachází 7 minut chůze od historického centra města.»
- Het pension bevindt zich op zeven minuten lopen van het historische stadscentrum.
- «Penzion se nachází 7 minut chůze od historického centra města.»
- centrum; plaats waar bepaalde activiteiten geconcentreerd zijn
- «Nákupní centrum se nachází v nejatraktivnější části města.»
- Het winkelcentrum bevindt zich in het attractiefste deel van de stad.
- «Nákupní centrum se nachází v nejatraktivnější části města.»
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | centrum | centra |
genitief | centra | center |
datief | centru | centrům |
accusatief | centrum | centra |
vocatief | centrum | centra |
locatief | centru | centrech |
instrumentalis | centrem | centry |
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
|
|
|
Verwante begrippen
Verwijzingen
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Zweeds
Uitspraak
Woordafbreking
- cen·trum
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Middelhoogduitse zelfstandige naamwoord zenter, dat van het Latijnse zelfstandige naamwoord centrum (=middelpunt) komt, dat weer van het Griekse zelfstandige naamwoord "kéntron" (= stekel, stekelstaf; rustend passerbeen), dat van het Griekse werkwoord "kenteĩn" (= steken, inprikken) afgeleid is
Naar frequentie | 4346 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | centrum | centrumet centret (centrum) |
centrum centrer centra |
centrumen centrerna (centra) |
genitief | centrums | centrumets centrets (centrums) |
centrums centrers centras |
centrumens centrernas (centras) |
Zelfstandig naamwoord
centrum, o
- centrum, centrum van de stad, middelpunt
- «Det är inte ofta nya affärslokaler invigs i centrum.»
- Het gebeurt niet vaak dat nieuwe winkels worden geopend in het centrum van de stad.
- «Det är inte ofta nya affärslokaler invigs i centrum.»
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Politiek in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Slowaaks
- Woorden in het Slowaaks met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Slowaaks
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Onzijdig zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Woorden in het Zweeds
- Woorden in het Zweeds van lengte 7
- Woorden in het Zweeds met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Zweeds