centrummanager

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cen·trum·ma·na·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord centrummanager centrummanagers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de centrummanagerm

  1. iemand die leiding geeft aan de organisatie die zich inzet voor de ondernemers in een binnenstad
     Mensen hoeven helemaal niet naar boven te kijken, want er is zoveel te beleven op de grond in Winterswijk", reageert een woordvoerder bij Omroep Gelderland. De centrummanager van Winterswijk gelooft nog altijd in de eigen kracht van de winkeliers in de gemeente.[1]
     Wie door het centrum loopt, ziet veel busjes van zzp'ers en bouwbedrijven: er wordt druk getimmerd in het centrum van Schiedam. Centrummanager Phons Ockerse: "Ik wil best toegeven dat veel panden er jaren geleden bedroevend uitzagen.[2]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Enschede lokt opnieuw shoppers uit de Achterhoek” (26-05-2018), NOS
  2. Bronlink Weblink bron “Schiedam is kampioen leegstand, 'maar het gaat de goede kant op'” (19-09-2017), NOS