callcentrum

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • call·cen·trum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord callcentrum callcentrums
callcentra
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het callcentrumo

  1. ruimte waar meerdere telefonisten werken die de telefonische bereikbaarheid van een organisatie verzorgen
    • Het hoofdkantoor van DAM komt in Amersfoort. De Menzis-kantoren in Enschede (callcentrum en marketing) en Groningen blijven gehandhaafd. [1] 
    • Wanneer mensen het callcentrum bellen, komen soms heel persoonlijke verhalen naar boven, Sampon. „Zo kreeg ik afgelopen week een vrouw aan de telefoon die een maand geleden haar eigen kind verloor tijdens de zwangerschap. Ze had al 500 euro gespaard voor na de geboorte. Dat bedrag wilde ze nu aanbieden voor Serious Request. Als je dat hoort springen de tranen je in de ogen.” [2] 
    • En een vervolgserie rond Tamar zie ik ook zó voor me. Hoe dat verbitterde, onophoudelijk witte wijn tankende loeder als gescheiden vrouw een nieuwe invulling moet vinden voor haar lege bestaan. Want de scène waarin ze een halve middag telefoniste was in een callcentrum was een van de grappigste van afgelopen seizoen. [3] 

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen