dagcentrum
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dagcentrum (hulp, bestand)
Woordafbreking
- dag·cen·trum
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dag zn en centrum zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dagcentrum | dagcentrums dagcentra |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het dagcentrum o
- plaats waar mensen die zorg nodig hebben gedurende de dag worden opgevangen
- ▸ De vrouw werkte op zaterdag in een dagcentrum in Ommen met een groep van vier à vijf kinderen, waarbij twee begeleiders aanwezig zijn. "Maar in een split second kan iemand alleen zijn en kan er iets gebeuren", zegt de woordvoerder.[1]
- ▸ "Onze dochter Rebecca van 28 woont in een woon- en dagcentrum. Ze functioneert op het niveau van een kind van anderhalf en heeft overal zorg bij nodig", vertelt De Vos, orthopedagoog in het Amsterdam UMC, aan Omroep West.[2]
Gangbaarheid
- Het woord dagcentrum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Begeleider jeugdzorginstelling op non-actief na vreemde verklaring over mishandeling” (Maandag 12 december, 10:50), NOS
- ↑ Weblink bron “Orthopedagoog wil dochter in zorginstelling bezoeken: 'Er is maatwerk nodig'” (Zondag 26 april 2020, 17:56), NOS