pan

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: pan-Pan
[1] Een pan.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pan
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘ketel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord pan pannen
verkleinwoord pannetje pannetjes

Zelfstandig naamwoord

pan v/m

  1. (kookkunst) keukengereedschap om in te koken of braden
     Pogue floot een oude countryhit en Goldie verslond drie pannen pasta en praatte met volle mond aan één stuk door.[2]
     Het afwaswater werd tijdens het eten op het vuur verwarmd waarmee ik na de maaltijd de aangekoekte pannen schoon schrobde.[2]
  2. dakpan
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Naar frequentie 4146
Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

pan

  1. pan


Frans

Uitspraak

Tussenwerpsel

pan

  1. (spreektaal) pang!
    «Il a pris sa flingue et pan pan pan! il l'a plombé.»
    Hij pakte zijn blaffer en pang pang pang! pompte hem vol lood. [1]

Verwijzingen


Papiaments

Zelfstandig naamwoord

pan m

  1. brood


Pools

Zelfstandig naamwoord

pan m

  1. meneer, mijnheer, de heer.


Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • pan
enkelvoud meervoud
pan panes

Zelfstandig naamwoord

pan

  1. brood
Uitdrukkingen en gezegden
  • Ser pan comido.
Een fluitje van een cent zijn, heel gemakkelijk zijn.


Toki Pona

pan in Sitelen Pona
Uitspraak
Woordafbreking
  • pan
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

pan

  1. graan
  2. gerst, maïs, haver, rijst, tarwe
  3. (voeding) brood, pasta