rijst
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rijst
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘graansoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1252 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rijst | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
rijst m
- (graan) (voeding) graan van het geslacht Oryza
- de meest verbouwde rijstsoort (Oryza sativa
)
- zaden van de rijstplant
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Vertalingen
1. graan van het geslacht Oryza
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rijzen |
rijst
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijzen
- Jij rijst.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijzen
- Hij rijst.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rijzen
- Rijst!
Gangbaarheid
- Het woord rijst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "rijst" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Graan in het Nederlands
- Voeding in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %