koekenpan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koe·ken·pan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koekenpan koekenpannen
verkleinwoord koekenpannetje koekenpannetjes

Zelfstandig naamwoord

de koekenpanv / m

  1. (kookkunst) Een koekenpan (Nederlands-Nederlands) of kortweg pan (Belgisch-Nederlands) is een platte pan met een lang handvat.
    • Wij bakken pannenkoeken in een koekenpan. 
     Het familierecord in het schoonmaken en fileren van een bot of schol zodat hij klaar was voor de koekenpan was veertien seconden.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044628142
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be