casserole
Uiterlijk
casserole v
- pan, stoofpan
- (spreektaal) valse piano, rammelkast [2]
- (spreektaal) flop
- «Cette vedette a connu ses casseroles, elle aussi.»
- Ook die ster heeft zijn/haar mislukkingen gekend. [2]
- «Cette vedette a connu ses casseroles, elle aussi.»
- avoir des casseroles au cul.
een lijk in de kast hebben.
- traîner une casserole.
een lijk in de kast hebben, door de onthulling van een eerder geheimgehouden, gênante zaak achtervolgd worden.
- passer à la casserole.
voor de bijl gaan.
- ↑ Weblink bron casserole in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr
- ↑ 2,0 2,1 Wouw, Berry van de, Woordenboek populair Frans - Nederlands. Woordenboek van het Frans dat u op school nooit leerde, 2e druk, Breda: Uitgeverij Arti-Choc, 2014; p. 46