vliegtuig
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vliegtuig (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈvliχtœʏχ/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈvlixtœːx/
Woordafbreking
- vlieg·tuig
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vlieg ww en tuig [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vliegtuig | vliegtuigen |
verkleinwoord | vliegtuigje | vliegtuigjes |
Zelfstandig naamwoord
vliegtuig o
- (verkeer) een vervoermiddel dat speciaal ontworpen is voor het reizen door de lucht
- Reist u vaak per vliegtuig?
Synoniemen
- (verouderd) vliegmachine
Hyperoniemen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een vervoermiddel dat speciaal ontworpen is voor het reizen door de lucht
Gangbaarheid
- Het woord vliegtuig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vliegtuig' herkend door
100 % | van de Nederlanders |
100 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Afrikaans
Zelfstandig naamwoord
vliegtuig
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstellingen in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Verkeer in het Nederlands
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Afrikaans
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans