Naar inhoud springen

plane

Uit WikiWoordenboek
  • IPA: /plaːnə/
  • pla·ne

plane

  1. bepaald nominatief mannelijk enkelvoud van plan
  2. nominatief vrouwelijk enkelvoud van plan
  3. bepaald nominatief onzijdig enkelvoud van plan
  4. accusatief vrouwelijk enkelvoud van plan
  5. bepaald accusatief onzijdig enkelvoud van plan
  6. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief meervoud van plan
  7. onbepaald (zonder lidwoord) accusatief meervoud van plan

plane

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van planen
  2. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van planen
  3. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van planen
  4. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van planen


  • plane
enkelvoud meervoud
plane planes

plane

  1. (verkeer) vliegtuig
  2. (gereedschap) schaaf
  3. (meetkunde) vlak


  • pla·ne

plane

  1. (verouderd) wild


  • pla·ne

plane

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord planout